Blog

Waargebeurd kerstverhaal

25 december 2007

Nooit eerder was ik hem in het openbaar tegengekomen. Niet bij de bakker, niet zomaar ergens op straat, niet in de bioscoop of op de fiets door het Vondelpark: op een of andere manier hebben de bekendste Nederlander ter wereld en ik elkaar altijd weten te ontlopen. Tot afgelopen vrijdag, 21 december 2007.

Wat eraan voorafging: vriend R. woont al zeven jaar in Barcelona, maar al die jaren ben ik nog nooit met hem naar de voetbalklassieker Barcelona – Real Madrid geweest. Daar moest maar eens verandering in komen, vond ik. Het jaar 2007 bestaat sowieso uit Alleen Maar Leuke Dingen Doen, en dit voornemen sloot hier keurig bij aan. Vriend L. en Ome gingen ook mee, uiteraard, dat was geen discussie. Begin oktober boekten we onze vliegtickets, met sommige dingen kun je immers niet vroeg genoeg zijn. De wedstrijd stond voor 23 december op het programma, waardoor de 21ste heen en de 24ste terug ons een goede gedachte leek. Zo konden we ook nog een paar dagen lol trappen.

Wegens omstandigheden nam L. een vlucht eerder, dus stapten Ome en ik vrijdag samen om 21.15 uur met een flinke vertraging in Barcelona door de aankomsthal. We botsten bijna tegen een man in een zwarte jas op, die een bordje omhoog hield waarop iets onduidelijks stond geschreven, terwijl een paar meter naast hem iemand met een bekend gezicht rustig door de hal ijsbeerde. Het was Johan Cruijff. In een bruine leren jas en met die eigenaardige, iets te lange lichtblauwe sjaal om de nek geknoopt zoals alleen Cruijff dat kan, wandelde hij wat heen en weer. Nu kijk ik al jaren nergens meer van op in dit leven, maar dit was me toch wat machtig. We waren nog geen tien minuten geland, en de eerste die we tegenkomen is El Salvador zelf! ‘Ome,’ zei ik, ‘ben ik nou gek geworden? Dat is Johan! Wat doet hij hier? Komt hij echt zélf iemand van het vliegveld ophalen?’ Opvallend genoeg viel bijna niemand hem lastig. Misschien kwam het door de onwerkelijkheid van de situatie: het kón Cruijff gewoonweg niet zijn, dus was hij het ook niet. Zoiets. In de tien minuten dat wij hem als twee bakvissen op een afstandje gadesloegen, kwamen welgeteld drie Spanjaarden vol ongeloof op hem af om een praatje te maken. Vriendelijk stond hij iedereen te woord en schudde wat handen, beleefd als altijd.

Buiten goot het van de regen. We namen een taxi naar Born, en in het wijnbarretje bij de Iglesia Santa María del Mar overlegden we met R. en L. wat ons was overkomen. We kwamen er niet uit. Wat kwam Cruijff doen op het vliegveld? Ging hij zondag ook naar de wedstrijd, en voelde hij zich niet te groot om een oude vriend op te halen? Het was ons een raadsel.
De dagen erna vlogen om, met uiteindelijk een bijzonder slechte wedstrijd in dat fantastische stadion Camp Nou. Real Madrid won verdiend met 0-1. Gisteren vlogen we alweer terug naar Amsterdam, waar ik nog net op tijd in Zeppos aankwam om in het Kerstchantant een schor en snipverkouden ‘The most wonderful time of the year’ te zingen. ’s Nachts kwam ik doodmoe thuis en strompelde mijn bed in. Vanochtend opende ik de post en las de krant van gisteren. Daar, op pagina 3, stond het volgende bericht: ‘Amsterdam – De moeder van voetballegende Johan Cruijff, Petronella Bernarda Cruijff-Draaijer, is vrijdag op negentigjarige leeftijd overleden. Ze wordt aanstaande vrijdag gecremeerd in De Nieuwe Ooster.’ In gedachten hoorde ik engelen zingen.