12 februari 2010
‘Nou, daar zit nog steeds geen handel in,’ verzucht mijn tandarts terwijl hij met spiegeltje en haakje door mijn mond tuurt, op zoek naar rotte kiezen, zwakke plekken, nog te bouwen bruggen of protheses. Maar opnieuw niks daarvan, mijn gebit is al jaren van graniet. Hij moppert: ‘Aan zo’n gebit verdien ik toch niks man!’ Daarna glimlacht hij en zegt dat hij nog even foto’s moet maken, omdat de laatste van alweer twee afspraken geleden zijn. Toch nog een beetje handel, denk ik terwijl hij de plaatjes in mijn mond stopt en zegt dat ik voorzichtig mag bijten. Gek genoeg denk ik iedere keer als ik ter controle kom dat hij wél de vorige keer ook al foto’s heeft gemaakt en dat het nu dus helemaal niet nodig is, maar ik zeg niks. Uit de radio klinkt een stemmig jazzmuziekje. Zouden patiënten daar echt rustig van worden?
Nadat hij mijn tandplak heeft verwijderd en alle tanden strak in het glazuur heeft gezet, laat hij op de computer de nieuwe foto’s zien en vergelijkt ze met de oude, die inderdaad van drie jaar geleden zijn, zo zie ik rechts bovenaan in de foto. Handig hoor, die moderne röntgenfotografie, dan weet je precies wanneer foto’s zijn gemaakt en kan daarover geen misverstand bestaan. Ik ben dus anderhalf jaar niet geweest – er zit echt geen handel in mijn tanden.
‘Zie je dat?’ zegt hij en hij wijst op het scherm, ‘er is geen verschil te zien met drie jaar geleden, je tandhalzen zijn nog helemaal gezond. Alleen die ene amalgaamvulling rechts is een smetje. Die wil ik graag een keer vervangen. Geef maar aan wanneer je daar klaar voor bent.’ Ik mag spoelen en zeg dat ik erover zal nadenken. Minstens anderhalf jaar, denk ik.