8 november 2009
Het best herinner ik me de eindeloos lijkende weg door het bos, en dan ineens die ronde torens die tussen het zonlicht en het zomergroen van de bomen opdoemden. En daarna steeds weer die kinderlijke verwondering: een echt kasteel, midden in Frankrijk! Later werd ik ridder. Volgens mij gebruikten we er dan altijd slechts de lunch – en Truus een bak water – waarvan me uitsluitend het cassis sorbetijs is bijgebleven dat moe als toetje nam. Ik ook. Ik was dol op toetjes, vooral op ijs. Lekker eten was toen nog niet zo aan me besteed.
Tijden veranderen. Het bos was dit jaar novemberbruin, rood, geel, paars en koper en we kwamen van een andere kant aangereden, waardoor de aanloop over het lange bospad voor verwarring in mijn geheugen zorgde. Of is mijn geheugen al die jaren gekleurd geweest? Die karakteristieke ronde torens en de verwondering bij aankomst waren er gelukkig nog wel, evenals de ijzeren roosters op de weg aan het begin van het bospad waar reeën, everzwijnen en ander wild niet overheen schijnen te durven lopen. Zou het?
’s Ochtends vroeg lag de dauw op het stille kasteelgras, de zon brak door en bescheen het herfstgoud in de bomen terwijl we ons klaarmaakten voor het eerste wijnhuis op wat uiteindelijk een lange lijst zou worden: Phillippe Foreau, Vouvray demi-sec 2007 en 2008. Het vloeibare goud staat inmiddels als vanouds te pronken op de grond, het wordt echt tijd voor een klimaatkast. En dan maar gauw een mooi diner geven met cassis sorbetijs toe. Ter herinnering.